In de jaren ’30-’40 van de vorige eeuw was er de NMC (Nederlandsche Meisjes Clubs), een op de padvinderij lijkende protestantse organisatie met een opvoedkundige doelstelling. We laten hier een paar bladzijden zien uit het clubplakboek van een tienermeisje dat rond 1935 lid was van de NMC. Het boek maakt deel uit van de collectie van het dagboekarchief.
“Je moet elke morgen je tanden poetsen omdat anders al het eten er in blijft zitten, het glazuur aantast en de kiezen gaan rotten. Bovendien staat het lelijk als je gele tanden hebt. Witte tanden staat veel mooier. Ook ga je uit je mond ruiken wat erg vies is natuurlijk. Je hoeft niet altijd juist tandpasta te gebruiken. Een beetje geprepareerd krijt en pepermuntolie er door is ook goed.”
“Om je bed fris te houden moet je elke dag je bed afhalen. Eerst leg je de dekens op een stoel, daarboven op de lakens en daarboven het kussen. Ook moet je de matrassen omkeren want anders slijten ze zo, en komen er allerlei bobbels in de matras. Ook moet alles gelucht worden. Dus bv. het beddegoed op een paar stoelen voor het raam leggen dat dan natuurlijk open moet zijn. Zijn ze voldoende gelucht dan maak je het bed weer in de volgorde op zoals je het hebt afgehaald.”
Het clubreglement, “Wet” genoemd, luidde:
Zoek je kracht in gebed. Ontwikkel de gaven die God je schonk.
Wees open en te vertrouwen.
Houd gedachten, woorden en daden rein.
Draag moeilijkheden met opgewektheid.
Doe je werk gehoorzaam, thuis en daarbuiten.
Geef je hulp en belangstelling aan ieder die je nodig heeft.
Houd lichaam en kleding schoon.