Zondag 25 december 1961, 1e kerstdag
En zo is het weer eerste kerstdag. Kerstdag, dag van vrede en liefde, tenminste, dat betekend het, maar is zoiets wel voor mij weggelegd.
Vanacht ben ik naar de nachtmis geweest om 4 uur. Verder naar de hoogmis en naar het lof. Ik heb wat bij L. gezeten en vanavond zijn we even een frietje wezen halen en we hebben een keer over de fancie-fair gekeken, waar niets te doen was. H. heb ik even gezien, op de fancie-fair. Hij heeft mij geloof ik niet gezien. Hij stond met zijn rug naar me toe en ging even nadat ik er was al weer weg. Herman lieveling, zag je me niet of deed je alleen maar zo.
En een jaar later:
27 december 1962
Kerstmis is weer voorbij. Kerstmis, dag van vrede, maar er was hier niet veel van te zien. Ik heb deze dagen veel gehuild, maar alles zal wel mijn schuld zijn. Met Kerstmis ben ik om 4 uur naar de nachtmis geweest. Het was ijskoud. Het vroor 14 °C. In de kerk heb ik flink kou geleden. Het was er niks in kerststemming, want de kerststal stond ergens achter, zodat je hem haast niet zag en de pastoor kan geen mooi mis praten. Om 6 uur waren we thuis met veel kou. De herrie begon al aan het ontbijt. Ons J. was ’s nachts bij haar vriendin gebleven en kwam na de nachtmis ook niet naar huis. Wij zeiden dat het zo niks was, dat zij bij vreemden aan het kerstonbijt zat en we kregen te horen, dat we onze mond moesten houden en er ons niet mee bemoeien.
Fragmenten uit het dagboek van een tienermeisje. Collectie NDA.