De vraag rijst hoe de collectie van het Nederlands Dagboekarchief zich de komende tijden verder zal ontwikkelen. Zal er op den duur ook een toestroom zijn van dagboeken geschreven in de covid periode? Zullen deze dagboeken, als ze er al zijn, bijgehouden zijn op papier of digitaal? Met zekerheid kunnen wij in ieder geval zeggen dat ziekten een onderwerp is waar veel over geschreven wordt. Een van deze ziekten en waarvan er op verschillende fronten raakvlakken te zien zijn met de covid periode was tbc.
TBC
Vóór de 2e wereldoorlog was tbc een van de meest voorkomende ziekten. Een infectieziekte ontstaan door een bacterie. De ziekte zit meestal in de longen maar kan ook in andere delen van het lichaam voorkomen. Tegenwoordig is tbc goed te behandelen, iets wat in vroegere jaren helaas niet het geval was. De enige remedie was goed eten, frisse lucht en veel rust. De patiënten werden voor genezing overgebracht naar een sanatorium waar men veel buiten op de veranda of binnen in lighallen hun tijd moesten doorbrengen, of ze werden ondergebracht in speciale tbc-huisjes. Het herstel van tbc-patiënten duurde vaak lang. Het kwam veelvuldig voor dat patiënten maanden of zelfs jaren in een tbc-huisje of sanatorium lagen.
De auteur
Een van de dagboeken, geschreven door iemand getroffen door tbc, was van een jongevrouw. Haar grootste droom en passie was verpleegkundige worden. In eerste instantie volgde ze een opleiding tot kinderverzorgster. Na deze studie was ze nog te jong om met de opleiding tot verpleegkundige van start te mogen gaan en daarom besloot ze om als kindermeisje aan de slag te gaan in een doktersgezin. In 1945 was het zover. De droom van de toen 20 jaar oude auteur kwam een stuk dichterbij toen ze in september eindelijk met de studie verpleegkundige mocht beginnen. De vreugde duurde niet lang. In januari 1946 moest ze haar studie afbreken omdat ze werd getroffen door tbc. Op de dag dat ze haar diagnose kreeg besloot ze te beginnen met het bijhouden van een dagboek.
Dagboek en ziekteverloop
Niet alleen haar eigen fragmenten zijn in het dagboek gedocumenteerd, maar ook brieven die zij kreeg van anderen, waaronder van patiënten die zij eerder als verpleegkundige nog verzorgd had. Post was iets waar ze naar uitkeek tijdens de lange periode die ze in het ziekenhuis moest doorbrengen. Onder de post bevonden zich niet alleen brieven maar ook postpakketjes. Geschenken als taart, chips, spritsen, pepermunt en chocola werden veelvuldig toegezonden maar ook sinaasappels, appels, boeken, handzeep, slippers, een badjas, haarkammetjes, handwerk benodigdheden, briefpapier en een vulpen behoorde onder de cadeau’s.
In haar dagboeken schreef ze voornamelijk over haar verblijf in het ziekenhuis en de mensen die een rol voor haar speelden. De beginperiode was onwennig en er werden nog grapjes gemaakt over de vele uren verplichte bedrust ‘ben je nu onderhand uitgeslapen?’ zei men wel tegen elkaar. Optimisme maakte na verloop van tijd plaats voor perioden van somberheid, zowel bij de auteur als bij haar medepatiënten. De auteur haalde hoop en kracht uit haar geloofsovertuiging.
Nooit had ze gedacht dat ze haar 21ste verjaardag in bed door moest brengen. In een van de brieven die zij kreeg werd nog geschreven dat ze maar voor ogen moest houden er op haar 22ste verjaardag een groot feest van te maken. Tot groot verdriet bleef dat enkel bij een voornemen. De dagboekschrijfster overleed op haar 21ste levensjaar aan meningitis.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden veel mensen een verminderde weerstand. Dat in combinatie met werkzaamheden in het ziekenhuis maakte voor het zorgpersoneel de kans voor het oplopen van tbc extra groot.
De neef van de auteur, die haar nooit in persoon gekend heeft maar wel uit verhalen, heeft haar dagboek getranscribeerd. Een bijzonder boodschap bracht hij haar in de volgende geschreven woorden:
‘Je was een bijzondere vrouw, ik had je graag als tante meegemaakt’
Tekst en foto: Meertens Instituut Amsterdam en Nederlands Dagboekarchief Amsterdam